Boek 6 BW | buitencontractuele aansprakelijkheid | De aansprakelijkheid van en voor minderjarigen

Dit artikel delen...

Op 1 januari 2025 treedt Boek 6 van het (nieuwe) Burgerlijk wetboek, “buitencontractuele aansprakelijkheid” in werking. Waar aan het aansprakelijkheidsrecht amper 6 artikelen werden besteed in het (oud) Burgerlijk Wetboek, wordt de materie thans beheerst door een volwaardig boek, omvattende niet minder dan 65 artikelen.

De nieuwe wetgeving heeft tot doel de materie in een duidelijke en meer leesbare structuur te behandelen, met codificatie van de recentere ontwikkelingen in de rechtspraak, waarbij ook rekening wordt gehouden met de vernieuwingen in tal van maatschappelijke domeinen. Bedoeling is ook meer rechtszekerheid te bieden.

Nieuwe maatschappelijke evoluties? Nood aan meer rechtszekerheid? Dit is alleszins het geval voor wat betreft de regeling inzake van aansprakelijkheid van minderjarigen en hun ouders.


Deze tekst maakt deel uit van een opleiding die Theoma organiseert betreffende het nieuwe boek 6 – buitencontractuele aansprakelijkheid. Lees hierover meer onderaan het artikel.


Er was eens …

Is een minderjarige anno 2024 aansprakelijkheid voor zijn daden of tekortkomingen? De stelregel is dat de aansprakelijkheid van de minderjarige afhankelijk is van diens oordeelsvermogen en schuldbekwaamheid. Deze bekwaamheid wordt beoordeeld in feite en niet op basis van een scharnierleeftijd. Door de band genomen wordt geoordeeld dat een minderjarige schuldbekwaam wordt rond zijn zevende levensjaar, afhankelijk van feitelijke factoren, zoals opvoeding, aard van zijn gedrag en sociaal milieu. M.a.w. veel hangt af van het oordeel van de rechter.

Artikel 1384 lid 2 e.v. oud BW stelt: “De vader en de moeder zijn aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen.” Hun aansprakelijkheid houdt op indien zij bewijzen dat zij de daad welke tot die aansprakelijkheid aanleiding geeft, niet hebben kunnen beletten. Er is dus een weerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid, onverminderd de leeftijd van de aansprakelijke minderjarige. De ouders kunnen bewijzen dat zij hun minderjarig kind een goede opvoeding hebben gegeven en dat zij een zorgvuldig toezicht hebben gehouden. In dat geval zijn zij niet aansprakelijk voor de fratsen van hun kind. Opnieuw ruime criteria, die aanleiding geven tot een verschillende toepassing afhankelijk van de rechter.

Is de huidige regeling nog hedendaags?

Niet alleen is er rechtsonzekerheid: waarom is het ene kind van 7 jaar oud schuldbekwaam en zijn leeftijdsgenoot niet? Wat moet er begrepen worden onder een goede opvoeding en een zorgvuldig toezicht?

Bovendien zijn de gezinsstructuren vandaag niet meer wat ze ten tijde van Napoleon waren. Zou Napoleon al gehoord hebben van draagmoeders, van kinderen met twee papa’s of met een biologische mama en een lesbische “meemoeder”? Laat staan van de papa die plots beslist heeft mama te worden? En dan is er nog de problematiek van gescheiden ouders, adoptie, …

De nieuwe regeling

2025: tijd voor iets nieuws, duidelijk en hedendaags.

  • Wat de aansprakelijkheid van de minderjarige betreft voorziet Boek 6 in een scharnierleeftijd van 12 jaar. Is de minderjarige jonger dan 12 jaar, dan is hij niet aansprakelijk. Is hij 12 jaar of ouder, dan is de minderjarige aansprakelijk voor schade die hij veroorzaakt door zijn fout. Daarmee zijn de minderjarigen in België sneller schuldbekwaam dan de kinderen in Nederland. Daar ligt de scharnierleeftijd op 14 jaar. Het was oorspronkelijk (in een eerste ontwerp) de bedoeling om ook 14 jaar te nemen, doch gaandeweg werd hiervan afgestapt om dus te landen op 12 jarige leeftijd.

Minderjarigen van 12 jaar of ouder zijn dus aansprakelijk voor hun fouten. Bijgevolg zijn zij ook persoonlijk gehouden tot vergoeding van de schade van het slachtoffer. De rechter kan evenwel oordelen dat de minderjarige zelf geen schadevergoeding dient te betalen of slechts een beperkte schadevergoeding. Daarbij doet de rechter uitspraak “naar billijkheid, rekening houdend met de omstandigheden en met de economische en financiële toestand van de partijen.” Geniet de minderjarige dekking van een verzekering gezinsaansprakelijkheid, dan kan de minderjarige niet geheel worden vrijgesteld van schadeloosstelling. Alleen voor het deel dat de dekking van de verzekeraar te boven gaat kan de rechter oordelen dat de minderjarige niet tot schadevergoeding gehouden is. De verzekeraar van zijn kant kan tegen de benadeelde niet inroepen dat er sprake is van opzettelijk toegebrachte schade of grove schuld. De verzekeraar die tot vergoeding aangesproken worden kan wel, nadat hij de benadeelde heeft vergoed, regres uitoefenen tegen de verzekerde minderjarige die ouder is dan 16 jaar en de schade opzettelijk heeft toegebracht. Waarmee de minderjarige die verzekerd is er soms bekaaider kan van af komen dan de minderjarige die geen verzekeringsdekking geniet. Die laatste kan immers door de rechter geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden van schadeloosstelling.

De aansprakelijkheid van de minderjarige geldt niet alleen voor de schade die door een fout wordt veroorzaakt, maar geldt ook voor de “kwalitatieve” aansprakelijkheid van de minderjarige. Zo bijvoorbeeld als de minderjarige aansprakelijk wordt geacht als bewaarder van een gebrekkige zaak of van een dier welk schade veroorzaakt heeft.

De scharnierleeftijd van 12 jaar is trouwens ook nog in een andere context bepalend. Zijn er meerdere personen aansprakelijk en is één van hen jonger dan 12 jaar, dan wordt met zijn fout geen rekening gehouden bij de onderlinge verdeling van de schadelast. En heeft die minderjarige ook zelf schade geleden (mede door zijn eigen fout), dan bekomt hij toch volledige schadeloosstelling van de mede aansprakelijken (voor zover die 12 jaar of ouder zijn).

  • Naast de minderjarige die zelf al dan niet aansprakelijk wordt gesteld, kunnen ook detitularissen van het gezag over de persoon van minderjarigenaansprakelijk gesteld worden voor de fouten van de minderjarige. In boek 6 zijn het niet langer enkel de vader en de moeder die aansprakelijk zijn voor hun minderjarig kind. Maar al wie het gezag heeft over de persoon van de minderjarige moet de nodige inspanningen leveren om foutief gedrag van het minderjarig kind te voorkomen.

Wie zijn die titularissen van het gezag over de persoon van de minderjarige? De wet spreekt over de ouders, adoptanten, voogden en pleegouders, voor zover zij het gezag hebben over de persoon van de minderjarige. Men moet titularis zijn van het gezag over de persoon van de minderjarige op het moment van het schadeverwekkend feit, ook al oefent men dat gezag niet uit, bijvoorbeeld ten gevolge van een scheiding. Er wordt derhalve niet louter gezien naar de feitelijke omstandigheden.

Is een ouder uit zijn gezag ontzet, dan is hij niet langer foutloos aansprakelijk voor schadegevallen veroorzaakt door de minderjarige. Is een ouder slechts gedeeltelijk ontzet uit zijn gezag, dan blijft hij foutloos aansprakelijk voor de door de minderjarige veroorzaakte schade.

Bij pleegvoogdij blijven de ouders titularissen van het gezag over de minderjarige; de pleegouders zijn geen titularis van dit gezag, net zo min als broers en zussen, grootouders, stiefouders of instellingen aan wie de minderjarige is toevertrouwd.

Na wettelijke of gerechtelijke ontvoogding is er geen titularis meer van het gezag over de persoon van de minderjarige.

Is de minderjarige jonger dan 16 jaar, dan zijn de titularissen van het gezag over de persoon van de minderjarige foutloos aansprakelijk. Is de minderjarige 16 jaar of ouder, dan geldt er een weerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid. Om dit vermoeden te weerleggen, dient aangetoond te worden dat de schade niet te wijten is aan een fout van de titularis van het gezag over de persoon van de minderjarige.

Wie kan er nog bijkomend aansprakelijk zijn voor minderjarigen?

Onder artikel 1384, lid 4 oud BW geldt dat de onderwijzers en de ambachtslieden aansprakelijk zijn voor de schade door hun leerlingen en leerjongens veroorzaakt gedurende de tijd dat deze onder hun toezicht staan. Ook dit betreft een weerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid.

Ook deze bepaling is niet langer van deze tijd. Welke is de onderwijzer die aansprakelijk is als een leerling bij meerdere onderwijzers les volgt? Geniet de onderwijzer bediende trouwens geen immuniteit ingevolge artikel 18 AOW? Het zijn bovendien al lang niet alleen meer de ouders en de onderwijzers die toezicht houden op de kinderen.

Het Boek 6 spreekt dan ook niet meer van onderwijzers , maar van personen belast met het toezicht op anderen. Meer bepaald, personen die op grond van een wettelijke of reglementaire bepaling, een gerechtelijke of administratieve beslissing of een contract ermee belast zijn op globale en duurzame wijze de levenswijze van andere personen te organiseren en te controleren. Globaal betekent dat de organisatie meerdere aspecten van het dagelijks leven moet regelen (verblijf, voeding, verplaatsing). Duurzaam betekent dat een verblijf van korte duur niet volstaat. Vallen hier aldus niet onder: sportverenigingen, jeugdverenigingen, onthaalmoeders, omdat zij niet op duurzame wijze de levenswijze van een ander organiseren.

Wie hier wel onder vallen zijn bijvoorbeeld instellingen aan wie minderjarigen worden toevertrouwd bij rechtelijk bevel van de jeugdrechter dan wel bij administratieve beslissing. Ook een internaat kan hieronder vallen.

In plaats van de onderwijzers geldt voortaan dat een onderwijsinstelling aansprakelijk is voor de schade die haar leerlingen (al dan niet minderjarig) door hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit veroorzaken aan derden terwijl zij onder haar toezicht staan. Zij is niet aansprakelijk indien zij aantoont dat de schade niet te wijten is aan een fout in het toezicht van haar kant.

The proof of the pudding …

In Boek 6 krijgt de aansprakelijkheid van en voor minderjarigen eindelijk de update waar reeds lang reikhalzend naar uitgezien werd. Door de duidelijke leeftijdsgrenzen van 12 respectievelijke 16 jaar is er veel minder ruimte voor discussie en willekeur. Zeker voor de verzekeraars biedt de toepassing van Boek 6 duidelijkheid in een reeks kwesties.

Alleen jammer voor de verzekeraars dat er dan toch geen verplichte familiale verzekering is gekomen, wat oorspronkelijk (en tot op vandaag) nochtans de uitdrukkelijke wens was (is) van de toenmalige Minister van Justitie.


Theoma advocatenkantoor treedt ook op voor diverse verzekeringsmaatschappijen in dossiers van familiale aansprakelijkheid, BA ondernemingen, beroepsaansprakelijkheid, ABR, … Daarom dat ook het aansprakelijkheidsrecht ons nauw aan het hart ligt en wij elke evolutie in de materie op de voet volgen. Deze tekst maakt deel uit van een opleiding “boek 6” welke Theoma organiseert. Ook interesse in een opleiding in uw organisatie? Neem contact op met ons via info@theoma.be


Dit artikel delen...