Boek 6 | buitencontractuele aansprakelijkheid | krachtlijnen van de nieuwe wetgeving

Dit artikel delen...

Op 1 januari 2025 treedt Boek 6 van het (nieuwe) Burgerlijk wetboek, “buitencontractuele aansprakelijkheid” in werking. Waar aan het aansprakelijkheidsrecht amper 6 artikelen werden besteed in het (oud) Burgerlijk Wetboek, wordt de materie thans beheerst door een volwaardig boek, omvattende niet minder dan 65 artikelen.

Veel inzake buitencontractuele aansprakelijkheid was er onder het oude Burgerlijk Wetboek niet terug te vinden de zes artikelen. Neem de proef op de som: waar vind je in het oud Burgerlijk Wetboek antwoorden op complexe vraagstukken zoals de samenloop tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijk? De immuniteit van de uitvoeringsagent? Waar vind je de bepalingen terug inzake oorzakelijk verband en vergoeding van schade? Nergens. Want het zijn allemaal vraagstukken die over de jaren heen door de rechtspraak zijn behandeld.

Vergeet ook niet dat het oude Burgerlijk Wetboek nog dateert van de tijd van Napoleon. Er is over de voorbije 220 jaar heen meer dan iets gewijzigd aan de maatschappij waarin wij leven.

Dit is ook wat de wetgever voor ogen heeft gehad met het uitvaardigen van een nieuw Burgerlijk Wetboek: erop toezien dat de materie in een duidelijke en meer leesbare structuur behandeld wordt, met codificatie van de recentere ontwikkelingen in de rechtspraak en met de vernieuwingen in tal van maatschappelijke domeinen. Bedoeling is op die manier meer rechtszekerheid te bieden.


Deze tekst maakt deel uit van een opleiding die Theoma aanbiedt betreffende boek 6 – buitencontractuele aansprakelijkheid. Lees hierover meer onderaan het artikel.


Vooreerst: er is meer dan boek 6 alleen …

Het boek 6 is niet allesomvattend voor wat betreft de buitencontractuele aansprakelijkheid. Ook de boeken 3 (goederenrecht) en 5 (verbintenissen) bevatten bepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid, die samen met de bepalingen van boek 6 kunnen ingeroepen worden (tenzij bijzondere wetgeving exclusief of bij voorrang geldt). Denk maar aan bijvoorbeeld artikel 3.101 BW inzake overmatige burenhinder. Of de bepalingen van boek 5 inzake wanprestatie, ongerechtvaardigde verrijking, …

Boek 6 is ook niet van openbare orde of dwingend recht, tenzij dit uitdrukkelijk door de wet anders bepaald wordt. Niets belet partijen derhalve om beperkingen op te leggen indien zij buitencontractueel aansprakelijk zouden gesteld worden of zelfs om hun buitencontractuele aansprakelijkheid uit te sluiten. Voor de rechtsgeldigheid van deze bedingen dient evenwel gezien te worden naar de bepalingen terzake in boek 5 (artikel 5.67 e.v. en artikel 5.92 BW). Wat consumenten betreft dient ook rekening te worden gehouden met Boek VI, hoofdstuk 6 WER (onrechtmatige bedingen). Voor ondernemingen dient dan weer gezien te worden naar de B2B wetgeving (Wet houdende wijziging van het Wetboek van Economisch Recht met betrekking tot misbruiken van economische afhankelijkheid, onrechtmatige bedingen en oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen d.d. 04.04.2019).

Heilige huisjes op de schop

  • Als voorheen gesteld werd “elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden” dan is nu in de wet opgenomen dat niet alleen daden van een mens aansprakelijkheid kunnen impliceren. Dit geldt ook voor private en publieke rechtspersonen. Ook zij kunnen aansprakelijk gesteld worden. Hiervoor is geen nood aan complexe theorieën, zoals de “orgaantheorie”. Voor menig doctorandus was dit nochtans een boeiende onderzoeksvraag.
  • Boek 6 geldt als het overlijdensbericht van het verbod van samenloop.

Waarover gaat het? Van 07.12.1973 tot 31.12.2024 gold (en geldt dus nog) dat de contractuele aansprakelijkheid domineert. Als partijen met elkaar een contract hebben afgesloten, dan geldt alleen dit contract. Men kan zijn medecontractant niet buitencontractueel aansprakelijk stellen, wat men soms nochtans wil doen om aan contractueel bedongen beperkingen van aansprakelijkheid te ontsnappen. Uitzondering op deze regel was er enkel op twee voorwaarden: indien de fout niet alleen een contractuele tekortkoming uitmaakt, maar ook een inbreuk op de algemene zorgvuldigheidsplicht; en als de schade niet gelijk is aan de schade die men zou lijden door de niet nakoming van de contractuele verplichtingen. Uitzondering was er ook als de wanprestatie ook als een misdrijf kan aanzien worden.

Hiermee maakt boek 6 dus komaf: tenzij de wet of het contract anders bepaalt, kan een medecontractant niet alleen contractueel, maar ook buitencontractueel aansprakelijk gesteld worden. De benadeelde kan kiezen om zijn medecontractant hetzij op contractuele basis, hetzij op buitencontractuele basis aansprakelijk te stellen.  Contracteert men met een aannemer, dan kan deze contractueel aansprakelijk gesteld worden, om reden dat hij zijn contractuele verbintenissen voor het bouwen van een woning niet correct is nagekomen. Dezelfde aannemer kan ook buitencontractueel aansprakelijk worden gesteld voor de schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm die geldt in zijn vak, rekening houdend met de eisen van goed vakmanschap en de goede beroepspraktijken.

Een revolutie? Jawel, maar er zullen toch niet onmiddellijk potten gebroken worden, want uiteindelijk worden de gevolgen van de buitencontractuele aansprakelijk getemperd.

Vooreerst is artikel 6.3 BW van aanvullend recht. Niets belet dat partijen contractueel uitsluiten dat de medecontractant buitencontractueel aansprakelijk kan gesteld worden.

Voorts moet ook rekening gehouden worden met wettelijke bepalingen, bijvoorbeeld inzake bijzondere overeenkomsten. Zo kan een verkoper die buitencontractueel aansprakelijk wordt gesteld inroepen dat de korte termijn van artikel 1648 oud BW niet gerespecteerd werd. Net zoals de verhuurder het vermoeden van aansprakelijkheid van de huurder voor brand kan inroepen. Ook de bijzondere verjaringstermijnen kunnen steeds worpen opgeworpen.

Tenslotte kan de buitencontractueel aansprakelijk gestelde medecontractant alle verweermiddelen inroepen die hij ook onder de overeenkomst kan inroepen. Voorziet de overeenkomst in een beperking van aansprakelijkheid, dan geldt deze zowel voor de contractuele als voor de buitencontractuele aansprakelijkheid. Enige uitzondering is dat indien de benadeelde schadeloosstelling vordert voor schade als gevolg van een aantasting van zijn fysieke of psychische integriteit of indien er sprake is van een fout begaan met het opzet schade te veroorzaken; in die gevallen kunnen contractuele bedingen niet ingeroepen worden door de aansprakelijke medecontractant.

Bedenkingen:

  1. Waarom de medecontractant buitencontractueel aansprakelijk stellen als dit ook contractueel kan? Hoewel het onderscheid tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid in een aantal opzichten aan belang verloren heeft, kan de keuze toch nog relevant zijn. Zo bijvoorbeeld omdat in het contractenrecht in principe geldt dat men de medecontractant eerst in gebreke moet stellen. Deze verplichting geldt niet voor buitencontractuele aansprakelijkheid.
  2. Zoals gesteld kan de aansprakelijke medecontractant zich niet beroepen op de verweermiddelen die voortvloeien uit het contract met de benadeelde, indien er sprake is van schade als gevolg van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit van de benadeelde. Wanneer is er sprake van schade als gevolg van de psychische integriteit? Als mijn dakwerker slecht werk levert lig ik ’s nachts wakker van het gedacht dat er water zal binnen sijpelen bij regenweer. Is mijn psychische integriteit aangetast? Kan ik dan de contractueel bedongen beperking van aansprakelijkheid buiten spel zetten?
  3. In tal van verzekeringspolissen (BA familiale, rechtsbijstand) wordt geen dekking verleend voor contractuele geschillen. Wat als de medecontractant de verzekerde buitencontractueel aansprakelijk stelt? Zal de verzekeraar dan toch tot dekking gehouden zijn? De toelaatbaarheid van samenloop van contractuele en buitencontractuele schade biedt perspectief voor de benadeelde om een rechtstreekse vordering in te stellen tegen de verzekeraar. Zo heeft hij een solvabele tegenpartij voor zich.
  • Nog een heilig huisje welk met boek 6 op de schop gaat is de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent of hulppersoon. A heeft een aannemingsovereenkomst met B voor de bouw van een woning. B doet een beroep op C, onderaannemer, voor de elektriciteitswerken. Blijken deze elektriciteitswerken slecht uitgevoerd, dan kan A zich niet richten tot C, doch enkel tot B. Wat uiteraard geen soelaas brengt als B intussen in faling verklaard werd. Nergens leest u dit in het (oud) Burgerlijk Wetboek. Het is de rechtspraak die dit zo vastgelegd heeft met het stuwadoorsarrest.

Gedaan ermee. De benadeelde medecontractant heeft voortaan ook een vorderingsrecht op de hulppersoon. De hulppersoon kan nog steeds niet contractueel aansprakelijk gesteld worden (want hij geen contract met de oorspronkelijke opdrachtgever), maar wel buitencontractueel. De bouwheer kan derhalve ook de onderaannemer elektriciteit buitencontractueel aansprakelijk stellen als deze niet gehandeld heeft als een voorzichtige en redelijke elektricien, door na te laten de eisen van goed vakmanschap en de goede beroepspraktijken na te leven.

De onderaannemer kan zich wel verweren.

Ten aanzien van de bouwheer kan hij alle verweermiddelen inroepen die zijn opdrachtgever (hoofdaannemer) kon inroepen tegen de bouwheer. Is in de overeenkomst tussen bouwheer en hoofdaannemer opgenomen dat de bouwheer de hulppersoon (onderaannemer) niet buitencontractueel aansprakelijk kan stellen, dan is de bouwheer hierdoor gebonden.

Anderzijds kan de hulppersoon zich ook beroepen op de verweermiddelen die hij opgenomen heeft in zijn overeenkomst met zijn opdrachtgever (hoofdaannemer).

Ook hier geldt dat de hulppersoon zich niet kan beroepen op verweermiddelen in de overeenkomst tussen de opdrachtgever en zijn medecontractant of in zijn eigen overeenkomst met zijn medecontractant, indien er sprake is van schade als gevolg van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit van de benadeelde

  • Ook artikel 1386 oud BW (“De eigenaar van een gebouw is aansprakelijk voor de schade door de instorting ervan veroorzaakt, wanneer deze te wijten is aan verzuim van onderhoud of aan een gebrek in de bouw”) gaat de vuilnisbak in.

Er is geen reden om voor gebouwen een afwijkende regeling inzake aansprakelijkheid te bepalen dan voor gebrekkige zaken. Bovendien is er geen reden om alleen de eigenaar van een gebouw aansprakelijk te stellen, nu ook andere personen bewaarder kunnen zijn van een gebouw.

  • Ook de bijzondere aansprakelijkheid van vader en de moeder en van onderwijzers zoals opgenomen in artikel 1384 oud BW is met boek 6 aan een grondige remake toe. Enerzijds rekening houdend met de wijzigingen in gezinssamenstellingen en anderzijds rekening houdend met de gewijzigde maatschappelijke context.

Theoma advocatenkantoor treedt ook op voor diverse verzekeringsmaatschappijen in dossiers van familiale aansprakelijkheid, BA ondernemingen, beroepsaansprakelijkheid, ABR, … Daarom dat ook het aansprakelijkheidsrecht ons nauw aan het hart ligt en wij elke evolutie in de materie op de voet volgen. Deze tekst maakt deel uit van een opleiding “boek 6” welke Theoma organiseert. Ook interesse in een opleiding in uw organisatie? Neem contact op met ons via info@theoma.be


Dit artikel delen...