Boek 6 | buitencontractuele aansprakelijkheid | gebrekkige zaken, dieren en producten

Dit artikel delen...

Op 1 januari 2025 treedt Boek 6 van het (nieuwe) Burgerlijk wetboek, “buitencontractuele aansprakelijkheid” in werking. 

De nieuwe wetgeving heeft tot doel de materie in een duidelijke en meer leesbare structuur te behandelen, met codificatie van de recentere ontwikkelingen in de rechtspraak, waarbij ook rekening wordt gehouden met de vernieuwingen in tal van maatschappelijke domeinen. Bedoeling is ook meer rechtszekerheid te bieden.

Hieronder gaan wij nader in op de nieuwe bepalingen inzake de aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken, dieren en producten.


Deze tekst maakt deel uit van een opleiding die Theoma organiseert betreffende het nieuwe boek 6. Lees hierover meer onderaan dit artikel. 


De aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken

Artikel 1384 oud BW stelt dat men aansprakelijk is voor schade die veroorzaakt wordt door zaken die men onder zijn bewaring heeft.

Onder artikel 6.16 BW is de regel thans dat de bewaarder van een zaak foutloos is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek van die zaak. Tot daar blijkbaar niets nieuws. Wat evenwel nieuw is, is dat artikel 6.16 BW geen onderscheid meer maakt tussen roerende en onroerende zaken, nu artikel 1386 oud BW afgeschaft werd. De enige zaken die niet vallen onder artikel 6.16 BW zijn dieren, vermits daarvoor een afzonderlijke regeling is opgenomen onder artikel 6.17 BW.

Artikel 6.1 BW vervolgt met het antwoord op de twee vragen:

  • wie is bewaarder?

De bewaarder is de persoon die de niet-ondergeschikte macht van leiding en controle heeft over de zaak.

De wet stelt daarbij een vermoeden in dat de eigenaar verondersteld wordt de bewaarder van de zaak te zijn. Dit vermoeden kan de eigenaar weerleggen, door te bewijzen dat de bewaring bij iemand anders berust. Hij zal hiertoe moeten bewijzen dat hij het feitelijk meesterschap over de zaak overgedragen heeft aan iemand anders. De bewaring kan ook gedeeld worden door meerdere personen, zodat er ook meerdere bewaarders kunnen zijn van eenzelfde gebrekkige zaak.

  • wanneer is een zaak gebrekkig?

Een zaak is gebrekkig wanneer zij door een van haar kenmerken niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten in de gegeven omstandigheden.

Het gebrek betreft dus een “kenmerk” van de zaak. Een zaak die verkeerd gebruikt wordt, is niet per definitie gebrekkig. Het feit dat een zaak een abnormaal gedrag vertoont impliceert evenmin dat deze zaak gebrekkig is. Het is bijvoorbeeld niet omdat een toestel ontploft of vuur vat, dat zij daarom gebrekkig is. Het is de benadeelde die zal moeten bewijzen dat de schade redelijkerwijze niet anders kan verklaard worden dan door een gebrek van de zaak.

Destijds werd gezegd een zaak gebrekkig was, als er sprake was van een abnormaal kenmerk van de zaak dat van aard was om aan derde schade te veroorzaken. De gebrekkige zaak diende men te vergelijken met een soortgelijke zaak om te zien of er sprake was van een gebrek of niet. Dit criterium is thans verlaten. Nu wordt er verwezen naar de legitieme veiligheidsverwachtingen, waardoor de definitie van een gebrek aansluit op de definitie gegeven in de Wet Productenaansprakelijkheid. Een zaak is gebrekkig wanneer zij niet de veiligheid biedt die men er redelijker wijze van kan verwachten, rekening houdend met de omstandigheden.

  • De aansprakelijkheid van de bewaarder van een gebrekkige zaak is foutloos aansprakelijk. De foutloze aansprakelijke bewaarder kan zich niet beroepen op overmacht (artikel 6.7 BW) of op één van de rechtvaardigingsgronden opgenomen in artikel 6.8 BW.
  • Is er ook sprake van een fout van de benadeelde of van een derde, dan gelden resp. artikel 6.20 § 2, 2e lid BW en artikel 6.21 § 2, 2e lid BW.

In dat geval gaat de foutaansprakelijkheid van de benadeelde of van de derde voor op de foutloze aansprakelijkheid van de bewaarder van de gebrekkige zaak. Is er een fout van een derde, dan zal de bewaarder die aangesproken wordt voor schadevergoeding regres kunnen uitoefenen op de aansprakelijke derde.

De aansprakelijkheid voor dieren

Dieren zijn ook zaken, maar voor hen geldt een afwijkende regeling, die opgenomen is onder artikel 6.17 BW.

Dieren zijn niet alleen bijvoorbeeld koeien, varkens, paarden, honden, katten, maar ook bijvoorbeeld ook pathogenen (ziektekiemen).

De regeling voor dieren is identiek als deze voor gebrekkige zaken. Er is sprake van:

  • een foutloze aansprakelijkheid
  • schade veroorzaakt door een dier
  • de aansprakelijkheid van de bewaarder, d.i. de persoon die de niet-ondergeschikte macht van leiding en controle heeft over het dier;
  • een weerlegbaar vermoeden in hoofde van de eigenaar dat hij ook de bewaarder is van het dier, tenzij hij kan aantonen dat de bewaring overgedragen werd aan iemand anders.

Schade veroorzaakt door een dier is er onverminderd de actieve of passieve rol van het dier. Is ook irrelevant: of er sprake is van een normaal of abnormaal, voorzienbaar of onvoorzienbaar gedrag van het dier.

Vermits de aansprakelijkheid voor dieren eveneens foutloos is, kan de bewaarder zich niet verschuilen achter overmacht of rechtvaardigingsgronden inroepen.

Is er evenwel ook sprake van een fout van de benadeelde of van een derde (bijvoorbeeld om reden dat zij het dier hebben opgehitst), dan gelden resp. artikel 6.20 § 2, 2e lid BW en artikel 6.21 § 2, 2e lid BW. In dat geval gaat de foutaansprakelijkheid van de benadeelde of van de derde voor de foutloze aansprakelijkheid van de bewaarder van het dier. Is er een fout van een derde, dan zal de bewaarder die aangesproken wordt voor schadevergoeding regres kunnen uitoefenen op de aansprakelijke derde.

De aansprakelijkheid voor producten

De Wet Productaansprakelijkheid werd (voorlopig) als (enig) bijzonder aansprakelijkheidsregime opgenomen in boek 6.

Behoudens voor wat betreft de startdatum van de verjaringstermijn van drie jaar, hernemen artikel 6.41 e.v. BW de bepalingen van de Wet Productenaansprakelijkheid.

Belangrijk is dat de bepalingen inzake Productaansprakelijkheid primeren boven de overige bepalingen van boek 6 BW. In die context kan verwezen worden naar het arrest van het Hof van Cassatie d.d. 14 maart 2024 (C.23.0100.N): “zodra de inhoudelijke grondslag van de aansprakelijkheid erin bestaat dat een gebrekkig product in het verkeer werd gebracht en schade heeft veroorzaakt, de producent en de leverancier slechts aansprakelijk kunnen worden gesteld en het slachtoffer slechts vergoeding kan verkrijgen binnen de voorwaarden van het objectieve aansprakelijkheidsstelsel van de Wet Productaansprakelijkheid. … De Wet Productaansprakelijkheid laat het stelsel van buitencontractuele foutaansprakelijkheid, vervat in de artikelen 1382 en 1383 Oud Burgerlijk Wetboek, aldus slechts onverlet voor zover de aansprakelijkheid op een andere inhoudelijke grondslag berust, dit is op een onrechtmatige daad die niet louter erin bestaat een gebrekkig product in het verkeer te hebben gebracht. Dat dit aansprakelijkheidsstelsel het slachtoffer een hoger niveau van bescherming zou kunnen bieden, staat hieraan niet in de weg.”


Theoma advocatenkantoor treedt ondermeer op voor diverse verzekeringsmaatschappijen in dossiers van familiale aansprakelijkheid, BA ondernemingen, beroepsaansprakelijkheid, ABR, … Daarom dat ook het aansprakelijkheidsrecht ons nauw aan het hart ligt en wij elke evolutie in de materie op de voet volgen. Deze tekst maakt deel uit van een opleiding “boek 6” welke Theoma organiseert. Ook interesse in een opleiding in uw organisatie? Neem contact op met ons via info@theoma.be


Dit artikel delen...