Met de invoering van de omgevingsvergunning anno 2014, was de (complexe) Vlaamse regelgeving inzake ruimtelijke ordening een telg rijker. Nu ook het uitvoeringsbesluit recentelijk boven het doopvont werd gehouden (en per 27 november 2015 werd goedgekeurd), zijn we alvast een stap dichter bij het daadwerkelijke in werking treden van de nieuwe regelgeving (voorzien eind 2016). Tijd alvast om een aantal belangrijke nieuwigheden onder de loep te nemen.
De omgevingsvergunning verenigt de huidige stedenbouwkundige- en milieuvergunning, waardoor deze voortaan in één en dezelfde procedure worden afgehandeld. Zo wordt vermeden dat de aanvrager twee maal tijd (en geld) rovende procedures dient te doorlopen, met bovendien het risico dat er niet-compatibele beslissingen tot stand komen. De aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te worden ingediend bij het omgevingsloket. Zo de aanvraag ontvankelijk wordt verklaard, wordt hij vervolgens aan één adviesronde en één openbaar onderzoek onderworpen. De aanvraag dient tussen de 105 en 120 dagen, te rekenen vanaf de ontvankelijkheidsverklaring, te zijn afgehandeld. Latere beperkte wijzigingen kunnen via een eenvoudige procedure en uiterlijk binnen de 60 dagen vanaf de beslissing over de ontvankelijkheid van de aanvraag, worden afgehandeld. Deze versnelde procedure zal trouwens ook kunnen worden aangewend voor tijdelijke activiteiten. De afhandeling van de aanvraag gebeurt in principe door het College van Burgemeester en Schepenen. Een aantal projecten wordt evenwel specifiek toegewezen aan de Provincies en aan het Vlaams Gewest. Nieuw is dat de omgevingsvergunning – op een aantal uitzonderingen na – een permanent karakter zal krijgen. Dit naar analogie met de huidige stedenbouwkundige vergunning. Ter bescherming van de bevolking en het milieu zullen voortaan wel periodieke evaluaties plaats vinden, in het kader waarvan de vergunning zo nodig kan worden bijgesteld. Ook wordt een vergunningsplicht wordt ingevoerd voor mobiele en verplaatsbare inrichtingen of activiteiten. De invoering van de zogenaamde “administratieve lus” zal het voor de vergunning verlenende overheid mogelijk maken om onregelmatigheden in de procedure alsnog recht te zetten.
De invoering van de omgevingsvergunning beoogt niet alleen een administratieve vereenvoudiging en tijdswinst te bewerkstelligen; zij gaat bovendien gepaard met een doorgedreven digitalisering van de procedures.
Stieven Declerck